Spel en het jonge kind

Wat is het?

Alle kinderen over de hele wereld spelen. Kind en spel zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ze spelen omdat ze het leuk vinden. Je kunt spel zien als een soort taal waar kinderen zich mee leren uitdrukken en waar ze de wereld mee leren begrijpen.

Wat weten we erover?

Kinderen spelen bijna de hele dag. Zo ontdekken ze de wereld om zich heen. Eerst ontdekt je kindje zijn eigen lichaam, dan de wereld van andere mensen, dingen, dieren en planten. Je kind ontdekt bijvoorbeeld wat hard is en wat zacht, wat fijn, aangenaam is en wat onprettig of naar is. Kinderen leren zo dat dingen om hen heen anders zijn den henzelf, maar ook dat ze zelf veranderingen kunnen aanbrengen in de wereld om zich heen. Voor kinderen betekent spelen vooral plezier beleven aan het bezig zijn.

Hoe belangrijk is het?

Spelen wordt gezien als een activiteit die heel belangrijk is voor de ontwikkeling van het kind. Het belang ervan vind je terug in verschillende ontwikkelingsgebieden:

Sociale ontwikkeling

Kinderen spelen samen. Al spelend leren ze rekening met elkaar te houden, speelgoed te delen, op elkaar te wachten en zich aan te passen aan de groep. Kinderen spelen ook graag rollenspelletjes. Ze nemen allerlei sociale rollen op zich en leren zich te verplaatsen in een ander. Ook oefenen en herhalen kinderen sociaal gedrag. Zo raken ze vertrouwd met groepsnormen.

Leerontwikkeling

Doordat een kind bezig is met bewegen, voelen, aanraken, pakken, laten vallen, vasthouden etc.,  leert een kind overeenkomsten en verschillen van materiaal kennen. Tijdens het spelen leert een kind en slaat de nieuwe informatie in zich op. Dit gebeurt vaak onbewust, maar wordt in een latere fase vaak bewust gebruikt.

Emotionele ontwikkeling

Speelgoed dat kinderen hebben of krijgen kan bij een kind bepaalde gevoelens oproepen, bijvoorbeeld een pop of een knuffelbeest roept een beschermende gevoel op, oorlogsspeelgoed roept een agressief gevoel op. Door met speelgoed te spelen ervaart het kind verschillende emoties. Het kan ook andersom: gevoelens als blijheid, boosheid, angst, jaloezie en verlangen kunnen door het kind worden geuit tijdens het spelen. Het kind kan bijvoorbeeld zijn boosheid uiten in het spel zonder dat hij meteen gaat slaan.

Op deze manier draagt spelen bij tot een evenwichtige emotionele ontwikkeling (volwassenen denken er vaak over na, kinderen gebruiken hiervoor het spel). Daarnaast wisselt spanning en ontspanning zich af tijdens het spel (bijvoorbeeld telkens met veel plezier een toren omgooien en weer opbouwen, of tijdens een spel steeds nieuwe spannende onderdelen of gebeurtenissen toevoegen).

Motorische ontwikkeling

Door te spelen oefenen kinderen hun sensomotoriek. Spelenderwijs onderzoekt het kind de omgeving. Het kind krijgt greep op de volgorde van bewegingen. Zo ontstaat probleemoplossend gedrag, bijvoorbeeld door grip te krijgen op een voorwerp met het beschikbare bewegingsgedrag dat een kind op een bepaald moment bezit. Elke vaardigheid die je kind verworven heeft, gaat onderdeel uitmaken van een heel repertoire, dat zich steeds verder uitbreidt. Op een gegeven moment zijn de afzonderlijke handelingen niet meer goed te herkennen.  Eerst is vooral het telkens herhalen van de handeling belangrijk voor het kind, maar later worden de handelingen ook als middel ingezet om een doel te bereiken (denk bijvoorbeeld aan het opendraaien van een deksel).

Taalontwikkeling

Spel is op verschillende manieren bij de taalontwikkeling van je kind betrokken. Allereerst leert het kind communiceren in de (speelse) interactie met de ouder. Vooruitgang in het spel vertoont daarnaast een vergelijkbaar proces als bij de cognitieve veranderingen van je kind voor en tijdens het begin van de taalontwikkeling. Ook is taal op zich een spel voor het kind: spelen met klanken, vormen of betekenissen, of door het doen van taalspelletjes (zoals bijvoorbeeld rijmen, zingen of dierengeluiden nadoen).

Wat past bij jou en je kindje?

Het spel van je kind ontwikkelt zich naarmate je kindje ouder wordt. Als baby speelt je kind vooral met zichzelf en leert daarna al snel met voorwerpen te spelen. Eerst is dat vooral zintuigelijk (dus met ogen, oren en tast spelen), later gaat het steeds meer over in denkend-ontdekkend spelen. Al spelend krijgt je kind inzicht in wat er wel en niet mogelijk is met een bepaald voorwerp. Als je kind de eigenschappen van voorwerpen beter herkent en kan gebruiken, ontstaan (zo rond de twee helft van het tweede levensjaar) de eerste tekenen van doen alsof spel.

Eerst zul je merken dat je kind situaties of handelingen imiteert die je herkent van jezelf (afwassen, drinken en inschenken). Later wordt het spel meer sociaal, met andere kinderen (bijvoorbeeld: ‘jij was de vader’). Ouders zijn vaak de perfecte speelkameraad voor hun (jonge kind). Je kan met je kind spelen door aan te sluiten bij waar je kind op dat moment mee bezig is en te kijken wat voor soort spel je kind speelt.

Wat kan er misgaan?

Bij de meeste kinderen ontwikkelt het spel zich geleidelijk aan en vanzelf. Soms is dat echter niet zo, bijvoorbeeld omdat het kind een ‘struikelblok’ in zijn ontwikkeling ervaart (bijvoorbeeld als het kind niet goed hoort of ziet of kan bewegen). Of omdat het kind een syndroom of problemen met de concentratie heeft. Maar ook als een kind iets naars heeft meegemaakt of een ingreep in het ziekenhuis heeft gehad, kan de spelontwikkeling stokken. Het is belangrijk hier iets aan te doen omdat het spelen belangrijk is voor elk ontwikkelingsgebied van je kind.

Wat kan er aan gedaan worden?

Als je kind niet goed kan spelen kan dat de ontwikkeling van je kind beïnvloeden. Als je merkt dat de spelontwikkeling van je kind achterblijft, is het raadzaam hulp in te schakelen. Er zijn verschillende hulpvormen om het spel van kinderen te ondersteunen. Je kunt bijvoorbeeld denken aan spelbegeleiding, speltherapie of Floorplay (een ontwikkelingsgerichte aanpak).

Meer weten?

Boeken

  • R. Kohnstamm, Kleine ontwikkelingspsychologie. (2009)
  • Stanley Greenspan, Als uw kind speciale aandacht nodig heeft. (2003)
  • M. Riksen-Walraven, Inspelen op baby’s en peuters. Ontwikkelingsspelletjes. (1996)